Is huishoudelijke hulp een recht of misschien toch niet?
Vandaag werd bekend dat er in Nederland duizenden bezwaar- en beroepschriftenprocedures lopen tegen het verminderen c.q. stopzetten van de huishoudelijke hulp in het kader van de Wmo. Vele gemeentebestuurders vrezen dat als de rechter van oordeel is dat huishoudelijke hulp in beginsel een recht is, dit gemeenten heel veel geld gaat kosten.
Dit laatste is volgens mij de angel in het verhaal. Het gaat bij veel gemeenten niet om de vraag welke zorg iemand nodig heeft maar om het huishoudboekje van de gemeente op orde te houden of – misschien – wel te krijgen.
Gezien de draconische bezuinigingen die veel gemeenten achter de rug hebben konden de decentralisaties op een niet ongelukkiger moment komen. Daarom zie je bij veel gemeenten een financiële- in plaats van een zorginsteek. Dat was volgens politiek Den Haag niet de bedoeling, al verdenk ik deze ervan vooral gekozen te hebben voor het orde brengen van de rijksfinanciën en zich in dat opzicht niet al te druk te maken welke gevolgen het een en ander zou brengen voor de burgers in dit land.
Huishoudelijke hulp is ooit ingevoerd bij de AWBZ en in 2007 via de Wmo gedecentraliseerd naar gemeenten. Burgers behielden daardoor de huishoudelijke hulp. Nu de Wmo 2015 geen directe waarborg geeft op het behouden van dit recht zie je dat in 393 gemeenten 393 verschillende regelingen gelden. De ene gemeente handhaaft de huishoudelijke hulp, anderen maken er een algemene voorziening van en weer anderen stoppen er gewoon mee.
De pluriformiteit aan gemeentelijke regelingen wordt door velen onderschreven en vinden dit een uitvloeisel van de gemeentelijke beleidsvrijheid. Ik onderschrijf gemeentelijke beleidsvrijheid bij het uitvoeren van een taak eveneens als een groot goed. Gezien echter de in het verleden gemaakte keuze om huishoudelijke hulp als onderdeel in de AWBZ en later Wmo te stoppen, wat je er verder ook van vind, betekent naar mijn oordeel niet dat nu de nieuwe Wmo geen duidelijke regeling geeft, gemeenten eigenhandig en – meestal – zonder deugdelijke onderbouwing op basis van alleen financiële motieven een min of meer verworven recht om zeep helpen. Zeker al niet bij het uitgangspunt dat mensen langer thuis moeten wonen. Dit betekent niet dat elke oudere zonder inhoudelijk onderzoek een recht kan laten gelden op huishoudelijke hulp. Meer eigen verantwoordelijkheid mag best getoetst worden als het maar op een redelijke basis wordt beoordeeld.
Wat er nu in een aantal gemeenten gebeurt vind ik strijdig met het materiële beginsel van rechtszekerheid. De materiële rechtszekerheid brengt met zich mee dat de burger er op moet kunnen vertrouwen dat de overheid het geldende recht en het beleid juist en consequent toepast. Daarnaast brengt de materiële rechtszekerheid met zich mee dat belastende of nadelige overheidsmaatregelen in beginsel geen terugwerkende kracht mogen hebben. Strijd met de beginselen van gelijkheid en vertrouwen is ook niet ondenkbaar.
Zoals ik al eerder heb bepleit zou het recht op huishoudelijke hulp als basisrecht in de wet moeten worden opgenomen. Initiatief hiertoe is door SP en GroenLinks al ondernomen. Vanuit de rechtszekerheid dat er in beginsel een recht is kan de gemeente vervolgens inhoudelijk, en in samenspraak met de aanvrager, en objectief beoordelen of een aanvrager een beroep kan doen op dit recht. Geld mag wat mij betreft nooit een probleem zijn.
De politiek heeft zelf de huishoudelijke hulp als een zorgtaak voor de overheid benoemd. Adel verplicht zegt een spreekwoord, dus Den Haag repareer wat je zelf hebt veroorzaakt. Als ik overigens een reactie van mijn eigen partij lees in de zin dat gemeenten het zelf moeten oplossen en als burgers het daarmee niet eens zijn de weg van de rechter openstaat en ook – mede – een Kamerdebat over dit vraagstuk blokkeert, heb ik het gevoel dat zij het contact met de aarde verbroken hebben.