Door Cees Rootjes op 3 juni 2015

Het sociaal domein in control, liever niet!

De decentralisaties zijn drie maanden onderweg en langzamerhand tekent zich een bont landschap af. Nederland telt op dit moment nog 393 gemeenten en wat we zien is bijna 393 verschillende regelingen, vooral op het gebied van de Wmo. Opvallend is dat vrijwel alle gemeenten de nieuwe taken op het gebied van de zorg niet zorg- maar financieel gericht benaderen. Hoewel de decentralisaties vanuit het Rijk mede zijn ingegeven door bezuinigingen heeft het motto van “meer samenleving, minder overheid” zijn intrede gedaan. Dit motto heeft vooralsnog niet massaal geleid tot minder overheid en het stimuleren van participatie van de burger maar is meer gericht op de vraag van “Kunt u zichzelf redden, prima dan heeft u ons niet nodig.”

Vooral op het gebied van het ondersteunen door middel van huishoudelijke hulp is een veelvoud aan regelingen ontstaan. Zo zijn er gemeenten die geen huishoudelijke hulp meer verstrekken, anderen laten het ongemoeid en beschouwen het als een maatwerkvoorziening. Er zijn discussies en rechtszaken over de vraag of de norm van 1.5 uur huishoudelijke hulp voldoende is. Tot slot zijn er gemeenten die de HH1 aanbieden als algemene voorziening en de HH2 als maatwerkvoorziening. Hoewel ik het principe van beleidsvrijheid van gemeenten op het gebied van het sociaal domein volledig onderschrijf, bepleit ik toch op het gebied van een aantal voorzieningen een eenduidig beleid. In de Tweede Kamer is deze gedachte ook ontstaan en de SP is voornemens een initiatief in te dienen om een basispakket samen te stellen voor een aantal onderdelen van de Wmo, zoals dagbesteding, begeleiding, huishoudelijke hulp en mantel- en respijtzorg. Voor dit basispakket zouden basistarieven moeten worden vastgelegd. De SP wil dit basispakket onderbrengen in de Wet publieke gezondheidszorg, een wet die door gemeenten worden uitgevoerd.

Ik ben eveneens voorstander van het vastleggen van een basispakket zoals hierboven omschreven. Of dit in de Wet publieke gezondheidszorg dan wel de Wmo moet worden opgenomen maakt mij niet zoveel uit. Alle burgers moeten op gelijke wijze aanspraak kunnen maken op bepaalde voorzieningen. Daarbij ben ik voorstander dat een eerste intake wordt gedaan door een wijkverpleegkundige en op basis hiervan bij de gemeente kan worden aangeklopt voor ondersteuning. Weigert de gemeente de ondersteuning te verlenen dan heeft de burger op basis van de afwijzende beschikking altijd het recht om naar de rechter te gaan. Ik bepleit ook dat bij huishoudelijke hulp de HH1 wordt aangemerkt als algemene voorziening en de HH2 als maatwerkvoorziening omdat in het laatste geval meestal meer ondersteuning noodzakelijk is of al wordt verleend.

Met betrekking tot de tarieven onderschrijf ik het idee van de SP om te komen tot basistarieven. Vraag is dan wel waarop deze tarieven worden gebaseerd. Onder de AWBZ was de hoogte van het tarief niet van belang omdat het altijd wel werd vergoed. Daardoor zijn veel thuiszorgorganisaties in die periode flink gegroeid. Toen in 2007 de huishoudelijke hulp overging naar gemeenten ontdekte deze, waarschijnlijk mede ingegeven vanwege bezuinigingen, dat HH! goedkoper kon worden ingekocht. Dat heeft vele thuiszorgorganisaties in problemen gebracht. Op basis van spoedwetgeving is dit in allerijl gerepareerd maar met de decentralisatie is het probleem weer levensgroot ontstaan. Ik onderschrijf de gedachte dat voor HH1 het tarief van de meeste thuiszorgorganisaties te hoog is en dat voor een lager tarief moet kunnen worden ingekocht. Ben benieuwd of de SP met de gedacht van een basistarief denkt aan het herstel van de tarieven voor een hoog opgeleide thuiszorgmedewerker. Vind overigens wel dat het Rijk door het uit de hand laten lopen bij de AWBZ een morele en financiële verplichting heeft om de thuiszorgmedewerkers, die worden ontslagen, te ondersteunen.

De titel van dit artikel zegt “het sociaal domein in control, liever niet”. Dit is gebaseerd op mijn overtuiging dat de implementatie van het sociaal domein in de gemeente niet alleen gebaseerd kan en mag zijn op het administratief uitvoeren van de taken. Als je vind dat de gemeente domeinhouder moet zijn dan zal er meer moeten gebeuren. Meer samenleving en minder overheid ontstaat niet zomaar, daar moet je iets voor doen. Sommige auteurs bepleiten om gemeenten primair verantwoordelijk te maken voor het sociaal domein en het fysiek domein een taak van de provincie te laten zijn. Ik kan mij hierin wel vinden omdat daarmee het bestaansrecht van een provincie beter wordt gewaarborgd. Als dit al gaat geschieden gaat het in ieder geval nog vele jaren duren.

Om domeinhouder te kunnen en willen zijn en als gemeente zorggericht voor de burgers op te komen moeten raadsleden naar mijn idee de straat op en in gesprek met de eigen inwoners. Kortom volksvertegenwoordiger zijn door met het “volk” in gesprek te gaan en participatie op gang te brengen in plaats van volksvertegenwoordiger in gemeente- of stadhuis onder het stilzwijgende motto van “u hoort nog van ons”. Wil je als raad op een goede wijze invulling wil geven aan de kaderstellende rol dan zal je moeten weten wat er onder de burgers leeft, wat je doelgroepen zijn en wat voor die doelgroepen tot stand moet worden gebracht. Burgerinitiatieven moeten worden aangemoedigd door middel van subsidieverstrekking, waarbij niet alles dichtgeregeld moet zijn. Allocatie van geldmiddelen moet gaan om het complete taakveld van de gemeente en niet vanuit de gedachte dat het sociaal domein zichzelf moet bekostigen uit de door het Rijk beschikbaar gestelde middelen. Koester vrijwilligers en mantelzorgers en zorg voor adequate maatregelen/middelen om deze groepen op een verantwoorde wijze actief te laten zijn voor de eigen burger. Voor zover niet geschied, verdeel de gemeenten in wijken en zorg er voor dat in iedere wijk een wijkverpleegkundige is aangesteld. Ga niet uit van het adagium dat mensen maar naar het gemeente- of stadhuis moeten komen als zij een zorgvraag hebben. Breng zorg dichtbij!